Eind maart 2025 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan in het familierecht die van belang is voor scheidingen van partners die na 2018 zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. De uitspraak gaat over de situatie dat een echtgenoot vóór het huwelijk meer heeft betaald voor de aankoop van een gezamenlijk woning dan de andere echtgenoot.

 

Beperkte gemeenschap van goederen

Sinds 2018 gelden nieuwe regels als je gaat trouwen: regel je niks (dus laat je geen huwelijkse voorwaarden opstellen) dan ben je in een zogenaamde “beperkte” gemeenschap van goederen getrouwd. Dat betekent dat – heel kort gezegd – alles wat je vóór je huwelijk had, van jezelf blijft en dat alles wat je tijdens het huwelijk verkrijgt, gemeenschappelijk wordt.

Dat klinkt overzichtelijk, maar in de praktijk leidt dit vaak tot ingewikkelde juridische vraagstukken. Dat komt mede doordat er ook nog andere regels gelden. Zo geldt onder andere dat als partners vóór het huwelijk een gemeenschappelijk goed hebben (bijvoorbeeld een woning), dit gezamenlijke goed wel in de gemeenschap valt na het huwelijk. Datzelfde geldt voor gezamenlijke schulden: gezamenlijke schulden van vóór het huwelijk, vallen ook in de gemeenschap na het huwelijk. Dat heeft tot juridische discussies geleid. Onder andere: wat nu als één van de partners vóór het huwelijk meer heeft bijgedragen aan de aankoop van een gezamenlijke woning dan de ander? Als de ene partner daardoor een schuld heeft aan de andere partner, is dat dan een schuld die is aangegaan voor de aankoop van het gemeenschappelijke goed en valt die schuld daardoor ook in de gemeenschap nadat de partners zijn gehuwd?


Halvering meerinbreng?

Als het antwoord op die vraag “ja” is, dan zou dat betekenen dat een vordering van de ene partner op de ander vanwege de ‘meerinbreng’ halveert zodra de partners trouwen. Dat kan tot grote, ongewenste of in ieder geval onverwachte consequenties leiden: de partner die meer heeft bijgedragen aan de aankoop van een gemeenschappelijk goed vóór het huwelijk, zou daar dan na het huwelijk maar maximaal de helft van terugzien.


Hoge Raad geeft duidelijkheid

De Hoge Raad heeft nu bepaald dat zo’n schuld niet in de beperkte gemeenschap valt. Dat betekent dat de vordering wegens de meerinbreng in zo’n geval dus niet halveert! Wij vinden dat goed nieuws: het leidt tot een redelijke uitkomst van deze discussie. Het blijft echter oppassen geblazen: in zo’n situatie moet namelijk nog wel worden aangetoond dat er daadwerkelijk sprake is van een vordering van de ene partner op de andere. Als je in een dergelijke situatie zit, laat je dan goed adviseren en bijstaan door een specialist.

De uitspraak van de Hoge Raad vind je hier: ECLI:NL:HR:2025:436


Vragen?

Heb je vragen over de beperkte gemeenschap of deze uitspraak van de Hoge Raad? Neem dan contact op met één van onze specialisten. Wij helpen je graag.