Het is sinds maart 2009 wettelijk verplicht een ouderschapsplan op te stellen. Daarin moeten ouders afspraken maken over de invulling van de zorg voor de kinderen na het uit elkaar gaan. Het plan moet in elk geval regelen:
• hoe de ouders (belangrijke) beslissingen over de kinderen nemen (invulling ouderlijk gezag);
• waar de kinderen gaan wonen (hoofdverblijfplaats);
• hoe de ouders de zorg voor de kinderen verdelen (zorgregeling);
• hoe de kosten van verzorging en opvoeding betaald worden (kinderalimentatie).
Ouderlijk gezag
Over kinderen die tijdens een huwelijk geboren zijn, hebben de ouders samen het ouderlijk gezag. De ouders met gezamenlijk gezag hebben samen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding en over het vermogen van het kind en zij vertegenwoordigen de minderjarige.
Een scheiding verandert niets aan het gezamenlijk gezag. Over zaken die de kinderen betreffen, moeten ook ex-partners overleggen en samen beslissingen nemen. Ook al is dit na een scheiding moeilijk, voor de kinderen is het van groot belang dat ouders over de opvoeding en de verzorging blijven of weer gaan communiceren.
Soms is het niet mogelijk om het gezamenlijk ouderlijk gezag voort te zetten. De rechter kan dan één van de ouders belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag. Dit gebeurt alleen in heel uitzonderlijke situaties, als het belang van de kinderen echt geschaad wordt door het gezamenlijk gezag in stand te houden. (Flinke) conflicten tussen de ouders zijn niet voldoende reden om het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen.
Vaak beslist de rechter pas over een wijziging in het ouderlijk gezag na advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De raad stelt dan een onderzoek in (waarin de raadsonderzoekers informatie inwinnen bij derden, gesprekken voeren met ouders, andere betrokken personen en soms bij de kinderen) en rapporteert daarover aan de rechter.
Ook ongehuwden of niet-ouders kunnen samen het gezag hebben over een kind. Over die situaties kunnen de specialisten van Het Familierechtkantoor u ook adviseren.
Zorgverdeling en omgang
Het kind heeft recht op een goed contact met en zorg van beide ouders. Ouders met gezamenlijk ouderlijk gezag zijn verplicht in onderling overleg een zorgregeling af spreken die past bij hun situatie. Als één ouder gezag heeft, dan moeten zij samen een omgangsregeling maken.
Een verzoekschrift tot echtscheiding wordt in principe niet in behandeling genomen, wanneer er geen ouderschapsplan met een zorgregeling wordt ingediend. Soms is één van beide ouders niet bereid om over de invulling van het ouderschap te overleggen, bijvoorbeeld door de emoties en spanningen over het einde van de relatie. In dat geval kan aan de rechtbank worden verzocht om een regeling vast te stellen. De rechter probeert om tijdens of na de zitting door bemiddeling alsnog overeenstemming over de zorgregeling te bewerkstelligen. Doorgaans laat de rechter zich hierbij adviseren door de Raad voor de Kinderbescherming.
In principe wordt een verzoek om omgang altijd toegewezen. In uitzonderingssituaties (bijvoorbeeld wanneer omgang ernstig nadeel oplevert voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een kind, de ouder ongeschikt of niet in staat wordt geacht voor omgang of een kind van twaalf jaar of ouder ernstige bezwaren heeft tegen omgang) wordt omgang ontzegt. In deze gevallen laat de rechter zich meestal voorlichten door de Raad voor de Kinderbescherming.
Andere mensen die een sterke band hebben met het kind kunnen ook aan de rechter vragen om een omgangsregeling met het kind. Bijvoorbeeld: (ex-)pleegouders, (ex-)stiefouders, de biologische vader die het kind niet heeft erkend of de grootouders.
Soms is er haast geboden, bijvoorbeeld wanneer één van de ouders besluit de kinderen bij de ander weg te houden, in afwijking van een afgesproken zorgverdeling of een door de rechter vastgestelde zorgregeling. U kunt dan rekenen op de specialisten van Het Familierechtkantoor.
Informatie en consultatie
De ouder zonder gezag heeft wel het recht om met het kind om te gaan (‘omgang’) en om op de hoogte gehouden te worden van belangrijke informatie over het kind (‘informatie’). Te denken valt aan informatie over opvoeding, school, medische behandelingen en het vermogen van het minderjarige kind. Bovendien moeten de ex-partners in principe ook in die situatie overleggen over belangrijke beslissingen over het kind (‘consultatie’).
Wanneer een ouder onwillig is om daaraan mee te werken, kan de rechter een verplichte informatie- en consultatieregeling vaststellen. Ook hierbij kunt u op de specialisten van Het Familierechtkantoor rekenen.